2 oktober 2012.
Daar liep ik; Mooie bruine benen, mijn buikje een beetje minder omdat ik netjes heb gegeten, gouden ballerina’s om mijn bruine voetjes en een ultrakort spijkerbroekje. Ja, ik zag er goed uit vond ik zelf! En het was dan ook geen wonder dat het me gelukt was om zo’n leuk vriendje aan de haak te slaan. Zo speciaal was ik namelijk wel. En ja, als je zo speciaal bent, dan verdien je dat gewoon.

Tijdens de vakantie heb ik aantal hopeloze chick-lits verslonden en op dat moment was mijn zelfvertrouwen zo sterk dat ik best de heldin in zo’n verhaal zou kunnen zijn. Zo’n verhaal waarin alleen zij die woest aantrekkelijke man met diepliggende ogen en brede borstkas kan temmen, om elkaar dan voor altijd in de armen te sluiten… Ik mis alleen de weelderige bos haar, rode nagels en verleidelijke rode hakken. Maar verder ben ik het sprekend. Oh nee, een ander verschil is dat ik mijn prins al heb gevonden. Al was het dan niet onder ingewikkelde romantische omstandigheden. Of je moet het voeren van een gesprek in de Flashback als ingewikkeld romantisch interpreteren. In ieder geval was bij ons die ene vonk op dat magische moment overgeslagen. Want ik was speciaal, en hij was speciaal, dus was daar die ene speciale vonk. Logisch toch?

Blakend van zelfvertrouwen nam ik met m’n lief plaats in het buffetrestaurant van het hotel. En tevreden met mijn speciaalheid keek ik om me heen naar de andere gasten (lees: Zij-die-allemaal-minder-speciaal-zijn). Sommigen best mooi, anderen best lelijk, maar niemand zo speciaal als ik, of wij!
Hoewel, er zaten toch verdacht veel stelletjes bij, die toch blij met elkaar leken. (Uitzonderingen daargelaten, maar als je niet wilt dat je vriendin zo’n nijlpaard werd, had je eerder in moeten grijpen.) En daar pakten de donkere wolken zich samen boven mijn zeldzame zonnestraal van zelfvertrouwen. Deze mensen hadden allemáál zo’n magisch moment beleefd waarop de vonk oversloeg. Deze mensen hadden allemaal hun passende dekseltje gevonden op hun speciale potje. En de één had dat dekseltje veroverd met haar mooie haren, de ander met zijn vrolijke humor, en weer een ander met een fantastisch lichaam, geld of intelligentie.

En iedereen heeft wel een eigen talent. Of dat nu is mooi-zijn, goed dansen, zingen, acteren of met je tenen wiebelen. Conclusie: Hoera, we zijn allemaal speciaal! Maar daar kan ik niet mee leven. Want als iedereen speciaal is, dan is dus eigenlijk niemand speciaal. Het stel naast me niet, Madonna niet, de charmante ober die ook goed kan breakdancen niet, ik niet en wij dus ook niet. Lekker dan. Dat was de bliksem die mijn zelfvertrouwen trof en ineens tot de grond toe afbrandde.

Chagrijnig frunnikte ik in mijn pasta en keek naar m’n lief, die net liefkozend knipoogde en zijn tong een stukje naar me uitstak. Dat beantwoordde ik met een verlegen giecheltje en stak mijn tong ook een stukje naar hem uit. Gelukkig, hij vindt mij nog wel speciaal! En zeg nou zelf, als je als liefkozend gebaar je tong naar elkaar uitsteekt, is dat ook best speciaal toch? En ach, als hij me speciaal vindt, dan is alles toch goed? Ik vind hem namelijk ook speciaal. En ik vind ons speciaal. Daar komt weer een straaltje zelfvertrouwen door de wolken terug, terwijl ik bedenk dat het eeuwenoude cliché niet voor niets een cliché is: Beauty is in the eye of the beholder.