2 september 2023.
Ik spring op van de bank. Niet op deze manier. Hij vertrekt straks op z’n brullende machine naar een stoere-mannen-met-baarden-motor-ding in Overijssel. Een ‘motortreffen’. Vanmorgen tijdens de cappuccino op bed vroeg ik wat dat precies is. Het antwoord: ‘Je komt aan op de motor, je zet je tent ernaast op en dan ga je bier drinken.’ Ik zie daar de lol niet van in, maar stel me open op.
‘Oh. Ok… En is er dan ook muziek ofzo?’ ‘Jazeker! Wel 6 bandjes!’
‘Ok. Leuk… Is er ook eten? Foodtrucks ofzo? Is het een soort festivalletje?’
‘Nou, nee. Je zet je tentje op en dan ga je met z’n allen naar de grote tent. Daar is muziek en een tap.’
‘Ja. Ok. Maar wat eet je dan?’ Ik bemerk een plotselinge bovenmatige interesse in voedsel. Misschien ben ik toe aan ontbijt.
‘Ja eeh, weet ik veel. Bier?’

Op sommige momenten maken we elkaars zinnen af. Hoeven elkaar maar aan te kijken en schieten in de lach. Soms zijn we een geolied team en krijgen bergen verzet. Soms zitten we in onze bubbel, saampies ultiem tevreden, de buitenwereld op afstand. Op andere momenten zitten we niet eens in hetzelfde universum. Hij verheugt zich op een weekend motor, bier, vleesch, drukte en testosteron. Ik kijk uit naar een weekend schrijven achter de laptop. Kop thee en een snorrende poes erbij. Heerlijk. Onze enige overeenkomst is dat we een capuchontrui dragen.

Hoe mooi is het dat we samen genieten, maar ook ons eigen leven leiden. Ik vind zijn mannen-met-baarden-motor-vrienden echt topkerels, maar ik snap er natuurlijk geen reet van. En dat is wederzijds. Ik vermoed dat ze mij een saaie muts vinden en zich afvragen wat hij met mij moet. Een gesprek met ze voeren lukt tot 10 uur ’s avonds. Daarna is de drank in de man. Dat is even grappig, maar dan vooral vermoeiend.

Hij heeft de broodjes op die ik voor hem gemaakt heb. Geeft me een vlugge kus en loopt de achterdeur uit. ‘Doei!’ Morgen zie ik hem pas weer. Terwijl hij vannacht in een klein tentje slaapt en morgenochtend in de natte dauw ontwaakt, lig ik als een zeester in ons warme wolkenbed. Een vlaag van melancholie en bezorgdheid overspoelt me. Wat als er iets gebeurt? Hij weet heus wat ie doet en hij is niet alleen. Maar wat als een automobilist hem niet ziet? Nou zie je hem en zijn motor moeilijk over het hoofd, maar er zit een flink stel randdebielen op de weg. Dan zou ik me voor altijd schuldig voelen over dit afstandelijke afscheid. Koeltjes, omdat ik me groothoud. Omdat ik hem vanuit de grond van mijn hart een fantastisch weekend gun, maar me ook zorgen maak en hem nu al mis. Mijn grote, lieve, brombeer.

Dus ik spring op van de bank en ren achter hem aan. Hij blaat nog iets over zijn prul-zonnebril en dat dat de beste investering van de vakantie is geweest, zet zijn helm op en gaat op de motor zitten. Ik wil hem toeschreeuwen alsjeblieft voorzichtig te zijn. Dat ik me zorgen maak om die flutgympies en dat er niets van zijn enkels overblijft als er iets gebeurt. Dat het verstandig zou zijn om bescherming te dragen. Dat ik de liefde van mijn leven niet wil verliezen, zoals we 2 jaar geleden hem zijn verloren. Maar ik doe het niet. Want hij zit al in ‘stoere-mannen-modus’. En ik wil bovenal dat hij schandalig veel plezier heeft en geniet. Dus terwijl hij al zittend het beest van de standaard trekt, geef ik hem nog een kroel. Wrijf over zijn rug en borst en druk een laatste kus op zijn mond. Wat zou ik graag mijn knuffel beantwoord zien door zijn sterke armen om mij heen, maar hij moet de motor rechthouden. Ik snap het. ‘Heel veel plezier lieverd, tot morgen!’. Mijn bezorgdheid houd ik bij mezelf.

De grond trilt zachtjes als de motor start. Dan buldert hij weg en met vochtige ogen kijk ik hem na tot hij de hoek om is. Als ik naar binnen loop, zie ik door het raam nog net een glimp door de straat rijden. Op weg naar het motortreffen. Naar zijn universum, het onze tijdelijk achter zich latend.

Doe alsjeblieft voorzichtig lief, ik zie je morgen weer. Wat een geluk dat ik jou zo mag missen.