19 juli 2023
4 jaar geleden waren we op vakantie in Egypte. Die app waarmee je iemands foto oud kan maken, was toen helemaal hip. Manlief nam een selfie en maakte me daarna een jaar of 70. Dolle pret.
Ik dacht altijd dat ik de tand des tijds redelijk doorstond. En het ligt een beetje aan het licht, maar als ik tegenwoordig een selfie maak, lijkt het eigenlijk standaard alsof die app eroverheen is gegaan. Blijkbaar liet die foto in Egypte dus zien hoe ik er op m’n 40e uit zou zien in plaats van op m’n 70e. Had manlief dat geweten, had ie vast direct het vliegtuig naar huis genomen. Het zijn gelukkig lachrimpels, maar het is toch best confronterend als je gezicht de oud-maak-app heeft ingehaald.

Tja, eens in de zoveel tijd drukt het universum je weer even rauw met je neus op de feiten. Ja, ik weet ook wel dat de tijd niet stilstaat, en dat je dat gaat zien. Zo word ik door het thuisfront regelmatig liefkozend ‘ouwe taart’ genoemd. Ach, laat ze maar kletsen, denk ik dan. Ik zit nog redelijk strak in de lak en doe en laat genoeg om dat voorlopig nog even zo te houden.

Afijn, het is natuurlijk al een paar weken zonovergoten weer, dus trok ik mijn ultrakorte spijkerbroekje maar weer eens uit de mottenballen. Dat spijkerbroekje is al jaren mijn to-go-to broekje op een warme zomerdag. Op de een of andere manier blijft dat ding ook passen, alleen de ene zomer gaat ie ietsie makkelijker dicht dan de andere. Ik checkte nog even mijn outfit in de spiegel. Met een goed T-shirt, bijpassend riempje en witte gympen kan ik dat broekje prima hebben, al zeg ik het zelf. Draaiend keurde ik alle kanten.

En toen was daar het moment. Daar zat het. Plotseling.
Er ontsnapte van schrik een gilletje uit mijn keel. Gisteren zat het er nog niet (volgens mij). Maar vandaag ineens wel. Wanneer is dat gebeurd dan? En hoe ineens?  Ik herpakte mezelf, verliet de spiegel en ging boodschappen doen. Misschien trekt het nog weg, probeerde ik mezelf gerust te stellen. Had ik niet toevallig net op de grof-gestoffeerde eettafelstoelen gezeten ofzo? Die avond checkte ik weer. Het was niet weg. Het zat er nog steeds. In volle glorie. Gewoon, aan de achterkant van mijn bovenbenen. Ik herinner me reclames van smeermiddeltjes van vroeger. Toen ik nog jong strak en zorgeloos was. Het leek me verschrikkelijk om dat te hebben. Nou, als je dat hebt, dan is het verval echt ingezet, hoor. Dacht ik toen dus. Het heeft ook allemaal oncharmante namen. Cellulite. Sinaasappelhuid. Kraterlandschap. Poffertjespan.

Maargoed, er zitten nu dus een paar van die putjes en bubbeltjes op m’n achterste. En eigenlijk is het helemaal niet verschrikkelijk. Ik bekijk mezelf gewoon alleen nog van de voorkant in de spiegel.
‘Lief, het is echt niet storend hoor’, stelt manlief me gerust. En dat vind ik zelf eigenlijk ook. Zolang ik verder maar gezond ben, kan ik er niet van wakker liggen.

En dat spijkerbroekje blijf ik ook gewoon lekker dragen, hoor.
Want met die perzikjes daarboven is toevallig nog helemaal niets mis.