De wereld bestaat uit handige mensen en niet-handige mensen. En wij behoren tot de laatste categorie. En met wij bedoel ik niet alleen Niels en ik, maar onze hele familie. Was mijn ene opa nog voorman bij de bouw van de IJ-tunnel, mijn andere opa maakte houten molens. Toegegeven, die waren niet zo waterpas als de IJ-tunnel van de ene opa, maar toch. Ook Niels’ opa weet wel van wanten met hout, verf en een boor. Met al die handige opa’s moet er toch eentje zijn die het gen doorgaf, maar nee. Het is bij die generatie blijven steken. Mijn ouders hadden nog de hoop dat ik een handige Harry aan de haak zou slaan, maar ik trof Niels. En Niels is ontzettend veel lieve en geweldige dingen, maar handig is er daar niet één van. Mijn vader grapt weleens ‘Jongen, wat jouw ogen zien, slopen je handen’, en toen gisteren het potje pindasaus omver ging in de combi-oven (jawel er ìn) , beet ook mijn moeder even op haar lip. Ik hoorde haar denken ‘Als ie maar lief is…’. Nou mam, dat is ie ook.

‘En jij dan, Harmsen? Jij hebt ook twee handjes, hè!’. En dat klopt natuurlijk. Een IKEA-kast heb ik zo in elkaar. En ook voor de Aziatische makelij van Leenbakker of Jysk draai ik mijn hand niet om. Sterker nog, als mijn ouders zo’n kastje op de kop hebben getikt, bellen ze mij. Niet m’n broer. Mij. Verder heb ik genoeg Eigen Huis en Tuin gekeken om te weten wanneer ik de schuurdeur moet verven. En dat kan ik ook wel zelf. Kost misschien wat tijd en het zal niet vakkundig zijn, maar ik kan het. Al met al doe ik dus gewoon alsof ik er verstand van heb en Niels raadpleegt Google als er iets moet gebeuren. Maar daar houdt het wel een beetje op. Als er grof geschut aan te pas moet komen, dan hebben we een probleem. Want waar het ons aan schort; De spullen.

Wij onhandige mensen hebben gewoon de spullen niet. En waarom zouden we ook? We hebben toch geen idee hoe ze te gebruiken. Daarom is ieder projectje voor ons een grote, onoverzichtelijke, dure horde die we moeten nemen. Even ter illustratie: een gaatje boren valt bij ons al een onder een projectje. Ik ben veel te bang dat we een leiding raken ofzo, dus als we een design-berenkop aan de muur moeten hangen, begint het lobbyen. Wie heeft er een klopboor? Wie weet hoe je die moet gebruiken? En wie is er zo gek om ons daarmee te helpen?

Dan kan ik papa vragen, want die heeft een flinke verzameling Black & Deckers. Alleen hij weet het verschil niet tussen een steenboor en een houtboor. Dat zit zo. Als mijn vader in het boortjespad in de Gamma staat, wordt ie wild van geluk. Dan ziet ie al die apparaten en denkt: ‘Maar dat is verdikkeme een mooie stoere boormachine voor mij! Daar kan ik mooie gaatjes mee in de muur boren!’ En dan ligt er ineens een boormachine in de kar. Alsof je met zo’n apparaat ineens wel handig bent. Maar tenzij het een magische toverboor is, is een gaatje boren een hele wetenschap. Dan kan ik broerlief vragen, die heeft namelijk ook zo’n apparaat, maar bij het ophangen van spiegels zit er soms een extra gaatje achter omdat hij niet helemaal recht hing met gaatje één en twee. De liefde voor boormachines zit in elk geval wel in de familie.
Dus dan bewerken we Niels z’n moeder en komt schoonpapa C. opdraven. Schoonpapa C. is aangetrouwd, heeft blijkbaar wel het juiste gen doorgekregen en helpt ons graag. Denken we.

Inmiddels is het beruchte gaatje geboord en hangt de design-berenkop te shinen aan onze wand. Eind goed, al goed. Het duurt even, het kost even lobbyen, googlen, navragen, vooronderzoek, een etentje of cadeautje hier en daar, maar uiteindelijk is het ‘ons’ toch gelukt.
Op naar het volgende project!