27 oktober 2013.
Waarschuwing: Deze blog gaat niet over Zwarte Piet. Mocht je ontwenningsverschijnselen krijgen, surf dan even door, want waarschijnlijk gaat het volgende bericht daar gelukkig wel weer over.

Laat me je meevoeren naar de avond van donderdag 12 september 2013. Gevoelens van diepgewortelde schaamte, gecombineerd met gepaste trots maken zich van mij meester als ik terugdenk aan die datum. Die diepgewortelde schaamte besluit ik bij deze overboord te gooien en met gepaste trots maak ik het nu dan maar wereldkundig.

Wie mij goed kent of deze blogs leest weet dat ik best een dingetje heb met controle. Dat ik waarschijnlijk daarom in de 29 lentes en winters dat ik op deze aardbol rondhuppel best eens een wijntje drink, maar meestal de helft laat staan. En dat ik dus nog nooit ‘toeter’, ‘in de olie’, of ‘beneveld’ ben geweest. Ervaringen over katers of het omhelzen van de toiletpot zijn mij (gelukkig nog steeds!) vreemd. Net als vage herinneringen van dansen op tafels of het zeggen van rare dingen. Ok, die laatsten zijn mij niet vreemd, ik kan namelijk nuchter ook best lollig zijn.

Maargoed, het was donderdagavond, de eerste dag van mijn vakantie en vriendinnetje D. vroeg of we als vanouds gezellig een drankje gingen doen in onze favoriete kroeg. Dat leek me een puik plan! Niels zou ons weer ophalen, dus na een enthousiast onthaal in De Knijp (met dank aan JvG) stond de eerste droge witte wijn voor m’n neus voordat ik het doorhad. Het was alleen een beetje stiller dan normaal, dus na een portie kaasstengels en niet al te lange tijd dropen we af.

En toen gebeurde het. Vechtend met onze hakken en de keitjes in de Kerksteeg stelde vriendinnetje D. voor: ‘Hee, zullen we anders nog een drankje doen in de Flashback?’. ‘Echt?’, dacht ik. ‘Nee zeg, dat stadium zijn we toch wel een beetje gepasseerd?’, dacht ik. Dus sprak ik de legendarische woorden: ‘Nou, eentje dan.’ En iedereen die die woorden ooit uit heeft gesproken weet dat het dan al een verloren zaak is. Dus met het naïeve idee ‘Wij zijn toch zo weer buiten’, liep ik achter D. aan naar binnen. Om samen tot de conclusie te komen dat we dat stadium inderdaad best wel gepasseerd waren.

In het uur daarna werd het echter drukker en de mensen om ons heen grappiger (Wat doet een jarig meisje in lange witte jurk op blote voeten daar nou? Ik bedoel maar.). Vriendelijke blonde bardame L. was er, dus daar bestellen we graag een drankje. Kortom, D. voerde me Malibu-cola en dat smaakte bijzonder goed, dus ik besloot er maar eens van te genieten. Onder de vertrouwde vleugels van vriendinnetje D. heb ik dan eindelijk gedurfd om de teugels iets te laten vieren en misschien een Malibu-cola en een Appeltaartje extra te consumeren.

En wat een lol heb ik gehad! Ik kon ineens echt heel goed dansen (maar echt héél goed), en ondanks dat mijn hoofd eruitzag als een tomaat vond ik na een blik in de spiegel en het wegvegen van de mascara van mijn wang, dat ik er nog best mee door kon. D. en ik hadden de chronische slappe lach en werden door het gemiddelde publiek vast gezien als twee moekes die ook eens een avondje vrij hadden van het aanrecht en de wasmachine. En eerlijk is eerlijk, zo gedroegen we ons eigenlijk ook. Toen we zelfs een blauwtje hadden uitgedeeld en dus onze marktwaarde ook weer even was bevestigd, kon de avond helemaal niet meer stuk.

Voor wie nu denkt: ‘Jottum, ik ga Marissa ook Malibu-cola voeren!’, sorry ik maak er geen hobby van. Maar het was best eens prettig om te ervaren hoe dat is. Ik kan het niet eens dronken noemen, maar lollig was het wel.

Enfin, toen Niels me op kwam halen fluisterde ik… nouja, riep ik met mijn wijsvinger tegen mijn mond: ‘Ssssssst Niels, ik ben geloof ik een beetje dronken!’ Daarna stapte ik in de veilige auto die ons naar ons fijne huisje en warme bedje bracht. Wat heerlijk om na zo’n doldwaze avond weer veilig thuis te komen. Wat fijn dat ik mensen als vriendinnetje D. en Niels heb waarop ik kan vertrouwen. Want uiteindelijk is dat toch waar het leven om draait.
En mijn slaapkamer. Die draait ook een beetje.