2 februari 2020

De meeste ouders zijn trots op iedere scheet die hun kroost laat. Daar kunnen ze niets aan doen, dat is oerinstinct. Jouw kind is het allerbeste, leukste en liefste van de wereld. En dat oerinstinct is maar goed ook, want hoe verdraag je anders de slapeloze nachten, stinkende luiers en het onophoudelijk gejengel? Mijn ouders zijn daarin geen uitzondering. Tussen het gejengel door bleek ik ook dingen te doen waar ze trots op konden zijn. Spuuglelijke zelfgemaakte moederdagcadeautjes, elke playbackshow in de wijde omtrek van Arkel (4 jaar en dan ‘La France’ van BZN playbacken, ja daar doe je het voor als ouders), ik at mijn bord een keer leeg, en uiteraard het strikdiploma bij Juf Elly, zijn zomaar wat mijlpalen uit mijn jonge jaren. Maar wat voor mijlpalen zich ook voordeden, voor mijn vader er is één moment in mijn leven dat nooit meer overtroffen is of zal worden. De eindmusical, goede cijfers, Hotelschool diploma, het valt allemaal in het niet bij dat ene moment.

Mijn broer was altijd goed in sport. Hij was lang en atletisch en kon goed voetballen. Maar ik, ik was klein en mijn talenten lagen nu eenmaal niet op het sportieve vlak. Ballet kon ik wel, paardrijden ook, maar dat telde niet mee als sport. Zodra ik iets moest met een bal, team, of andere fysieke uitdaging, was ik reddeloos verloren. Mijn vader’s droom dat ik ooit op hockey zou gaan is dan ook nooit uitgekomen. Die stick en die bal vond ik veel te hard. Verder hield ik het lekker bij klarinetles, Barbies en het kinderkoor. En daar kon mijn vader dan weer niet zoveel mee.

Maar op dat ene moment was ik niet alleen papa’s kleine prinses, maar ook zijn zon, de maan en de sterren. Ik was tien en kwam thuis terloops melden dat ik had besloten om mee te doen aan de Stratenloop, ter ere van de feestweek in het dorp. Één hele kilometer, of anderhalf, pin me er niet op vast. Mijn ouders waren in geen velden op wegen te bekennen bij de start, maar daar ging ik. De route was me een raadsel, dus ik volgde het rood-witte lint. De afstand viel me vies tegen, maar ik was dwars genoeg om niet op te geven. Onderweg zat een meisje gewond op de grond. Jammer joh, dòòrgaan moest ik. Mensen riepen; ‘Doorlopen, je ligt aan kop!’ Geen idee tegen wie ze het hadden, want ik was uitgeput en vooral bezig niet over mijn eigen voeten te struikelen. Terug bij de feesttent, zag ik mijn ouders juichen en springen van geluk. Ik was ook superblij, want ik kon eindelijk stoppen. Wat een lijdensweg.
Toen ik weer een beetje op adem was, bleek ik gewonnen te hebben. Terwijl ik me afvroeg hoe dan, werd mijn vader er bijna emotioneel van. Die ukkepuk kan blijkbaar toch wat met die kleine voetjes! Ze kan rennen!

Nog steeds beduusd klom ik op het blok waar de 1 op stond en nam de prijs in ontvangst. Een cadeaubon van vijf gulden van de plaatselijke hobby winkel. Maar die hele flutprijs interesseerde me geen drol.

Ik had papa’s trotse ogen gewonnen.