5 november 2016

Soms komen er dingen op je pad, maar zijn de plaats en het moment verkeerd. Iets te snel, of juist veel te laat. Maar soms moeten dingen gewoon zijn zoals ze zijn. Want sommige tekenen moet je niet negeren. En dan kan het zo maar zijn dat je grote liefde stiekem al jaren voor je neus zit.
Plotseling vallen alle puzzelstukjes in elkaar. Het klopt. Er volgen steelse blikken, liefdevolle knuffels, intense dates. Je gaat in elkaar op en vergeet de wereld om je heen. Oh heerlijke, magische, ongedwongen liefde.

In die romantische roes vertrokken we twee weken geleden naar Milaan, m´n lief en ik. Italiaanse sferen, mooie winkels, prachtige mode, lekker eten, fijne ijsjes, historische architectuur en… San Siro. Voor zij die ook geen kaas hebben gegeten van voetbal, da´s één van Europa’s grootste stadions.
Opgroeiend met een broer en vader die geen wedstrijd kunnen missen, kwam mijn aversie tegen voetbal al vroeg tot bloei. Moeders leerde me dat er op elk moment van de dag wel ergens voetbal op televisie is en dat je je maar naar dat lot moet schikken. Nee, dat zou mij nooit gebeuren, mijmerde ik vaak. Gekscherend zei broerlief een poos geleden dat hij het op prijs zou stellen als ik nu eens iemand zou uitzoeken die wel van voetbal houdt. Ik lachte hem vriendelijk toe en dacht er het mijne van. Maar… hij lacht het laatst. Ik heb een voetbalman getroffen.

En laat er nu toevallig een UEFA Cup wedstrijd zijn in die twee hele dagen dat we in de Italiaanse hemel zijn. Wat een geluk! Ach joh, dacht ik, hoe groot is de kans dat je op de dag zelf nog een kaartje kan scoren? Nou, dat bleek fluitje van een cent. Viel dat even tegen. Maar goed, we zijn er nu toch, dus ik zette mijn twijfels opzij en daar gingen we. Op naar 22 overbetaalde mannen die achter een bal aan rennen.

In de metro lieten de fanatiekelingen flink van zich horen en buiten het stadion waren de scanderende supporters al goed hoorbaar. Ik vond het indrukwekkend en intimiderend tegelijk. Maar ik was met m’n lief en hij drukte me dicht tegen zich aan, dus wat kon mij gebeuren?
We betraden de tribune en werden verwelkomd door een zee van licht, fel groen gras en duizenden zingende mannen. ‘Eehm, ken ik hier iemand van?’ En in de verte zag ik het stipje dat Frank de Boer moest zijn. Misschien had ik m’n lenzen in moeten doen.
‘Ja da’s goed, doe mij ook maar een biertje.’, als ik dan toch buiten m’n comfort zone treed, dan ook maar all te way, vond ik. Na het atten van een halve duurbetaalde plastic beker werd me duidelijk dat ik nog steeds geen bierliefhebber ben. En dat ik er ook eigenlijk niet tegen kan.

Toen gebeurde er iets wonderlijks. Na een kwartier speeltijd kwam ik een beetje in de wedstrijd en vond ik het verdomd spannend. Ik noemde Southampton gemakshalve gewoon Engeland, maar ik snapte in elk geval in welk netje de bal moest. De ontlading was groot toen Inter scoorde. Ik wist niet eens dat ik voor Inter was, maar als je in een donkerblauw gekleurd vak zit en die bal gaat erin, dan juich je mee alsof je leven ervan af hangt. Waarop ik vol zelfvertrouwen zei: ‘Ik wist het wel schat, ik had alle vertrouwen in m’n kluppie.’ Met een grote glimlach op ons gezicht keerden we terug. Dit hadden we toch maar mooi samen meegemaakt.

De dag na terugkomst speelde Ajax-Feyenoord. Dus nu heb ik Fox Sports Eredivisie Live en bedenk of ik voor Ajax moet zijn (zoals broer en pa) of voor Feyenoord (zoals manlief).
Maar eigenlijk maakt het niet uit. Ik geniet. Op de bank, van mijn lief en van het voetbal.
Oh heerlijke, nieuwe liefde.