30 maart 2016
Onze familie kent weinig tradities. Maar de tradities die we hebben zijn hardnekkig. Zo is daar vrijdag-frietjesdag en natuurlijk de jaarlijkse Paasbrunch. ‘Hoe laat zullen we afspreken?’ vroeg moeders. ‘Uurtje of 11?’, dat leek me een mooie tijd voor een brunch. Dat was akkoord. Een dag later appte ze of we ook om 10 kunnen beginnen in verband Kleine Spruit z’n middagslaapje.

Pardon? Kleine Spruit z’n slaapje? Wat denk je van mijn slaapje? Brunch is een samentrekking van ‘breakfast’ en ‘lunch’. Dat is om aan te geven dat het plaatsvindt tùssen ontbijt en lunch. Ertussen. Dus niet op ontbijttijd. En niet op lunchtijd. Maar in die tijd ertussen.
10 uur is geen Paasbrunch. 10 uur is een Paasontbijt. En ik was uitgenodigd voor een brunch. Dus ik typte vinnig een appje waarin ik dat fijntjes duidelijk zou maken. Dat 10 uur geen brunchtijd is en waarom men geen rekening houdt met mijn slaapje. Weemoedig dacht ik terug aan vervlogen tijden. Toen ik om 12 uur uit bed rolde en aanschoof voor een zacht eitje waar ik warme pistoletje in doopte. Toen de tafel rijk versierd was met glinsterende paaseitjes en er een chocolade Paashaas op mijn bordje stond. Niets meer van dat al. Tegenwoordig moet ik voor dag en dauw opstaan als ik een ei wil. En die Paashaas zit er sinds vorig jaar al helemaal niet meer in.

Voordat ik het appje stuurde bedacht ik me; Het maakt niet uit of ik protest aanteken. Niels (oftewel mijn leukere helft volgens de familie, inclusief de hond) is er niet bij dit jaar, dus dat heb ik dit jaar ook al tegen. Dan kom ik toch niet? Zal hen worst zijn. Dan past de kinderstoel van Kleine Spruit tenminste fatsoenlijk aan tafel. Ik weet wat je denkt: ‘Natuurlijk niet, jij hoort er ook bij.’ Maar nee, ik ben van mijn troon gestoten door de jongste generatie Harmsen. Kortom: waar ik vorig jaar nog teleurgesteld was dat ik geen Paashaas kreeg, ben ik dit jaar blij dat ik überhaupt werd uitgenodigd. Dus eerlijk gezegd durfde ik het niet zo op het spits te drijven. Daarom appte passief agressief: ‘ Ja hoor, geen probleem. We passen ons wel weer aan aan die kleine drol.’

En ik gedroeg me op m’n Paasbest. Ik droeg een nieuw jasje, want dat doet het goed bij moeders, en had zelfgebakken kaneelbrood meegenomen. Toen ik binnenkwam dook Kleine Spruit spontaan met zijn handjes voor zijn gezicht op de grond, want tante Marissa betekent blijkbaar kiekeboe spelen. Toegegeven, dat was grappig. Ik pakte hem op, tilde hem hoog boven mijn hoofd en gooide hem een stukje de lucht in. Wat een lol! Het leek me een goede bootcampoefening, dus dat deed ik nog een paar keer. En toen viel er een dikke druppel kwijl op mijn wang. Hè gatsie. Ga maar weer ergens anders spelen.

Nadat ik iedereen begroet had kwamen Kleine en Papa Spruit stiekem samen uit de gang. Kleine Spruit rende naar me toe. In zijn handjes hield hij vol trots een chocolade Paashaas omhoog. Voor tante Marissa! Voor tante Marissa?
Wel potverdikkie. Hoe kan ik die Kleine Spruit nu nog een lastige kwijlende herrie-makende schema-in-de-war-schoppende kleine stinkende broekenpoeperd vinden?

Totdat… hij ineens rood aanliep en een beetjezat te kneden in z’n kinderstoel. Ja hoor, ook de vorig jaar opgerichte code-bruin-tot-aan-de-oksels-aan-de-paastafel-traditie werd in ere gehouden. Al onze zintuigen werden geprikkeld en geen enkele op een prettige manier. Hè gatsie. De ultieme test.

Maar… heel gek, het kon me geen drol schelen…
Well played, kleine stinkerd, well played.