31 januari 2016
Ergens is er iets misgegaan. Het ene moment keek ik uit het raam en dacht: ‘Mooi niet dat ik in die stortregen ga bootcampen!’ En het andere moment, zomaar, zonder dat ik er ook maar enige invloed op had, parkeerde ik mijn auto in de modderige berm van het Lingebos. Ach, ik ben vast de enige die vandaag is op komen dagen, dacht ik. Dus dat wordt gewoon een gesprekje met trainer E., zo van ‘Nou ja zeg, dat er niemand komt opdagen in dat beetje regen, hè? Pffff, daar laat een echte sportbikkel zich toch niet door tegenhouden? Maarja, als er verder niemand is, dan gaan wij ook maar, hè? Nou doei!’

Maar nee. Iedereen was er. Het was verschrikkelijk. Ik voelde me al een hele eindbaas omdat ik daar stond, maar een uur bootcampen in de regen was ik eigenlijk niet van plan. Je gaat toch niet in het bos rondhuppelen in de stromende regen? Maar er was zelfs iemand komen joggen vanuit Arkel. Vanuit Arkel. In de regen. Doe even normaal. Hoe moet ik me dan ooit sportief voelen? En tot mijn verbazing begonnen we aan de warming-up. Gaat er dan echt niemand zeggen dat we helemaal hartstikke debiel zijn met z’n allen? Nee? Dat we allemaal maandag ziek zijn als we dit achterlijke gedoe doorzetten? Maar hee, als iedereen het doet, dan kan ik niet achterblijven. Maar vooruit, de warming-up was nog onder een afdakje. Straks geeft er vast wel iemand op, dacht ik, en dan kan ik ook lekker naar m’n warme douche…’ En gelukkig, trainer E. zei dat we teruggingen naar de auto’s.

Maar nee. Ja, we gingen wel terug naar de auto, maar niet om te stoppen. Nee… Om autobanden te halen! Autobanden! En nog steeds niemand die er de brui aan gaf. Dus ik laat me niet kennen, gooi zo’n autoband om m’n middel en ren met de groep mee. Nog steeds kan mijn hoofd er niet bij dat ik aan het bootcampen ben in de regen, maar op de een of andere manier is dat wel wat mijn lichaam doet. De regen striemt in m’n gezicht en die autoband lijkt nog zwaarder dan normaal. Bij iedere stap probeer ik de diepste modderplassen te ontwijken. Mijn haar plakt tegen m’n gezicht en ik weet dat de mascara van gisteravond zich nu ergens halverwege mijn wangen bevindt.

Dan bedenkt trainer E. dat we een stukje door het gras gaan rennen. Tot dat moment waren mijn voeten nog het enige droge stukje Marissa. Maar er was geen houden meer aan. Ik omarmde mijn natte sokken. Ik moest wel, want de plassen waren niet te ontwijken en ik stond tot aan m’n enkels in het water. Op een gegeven moment raakte mede-bootcampster F. en ik een beetje achter. We overwogen letterlijk om af te snijden door een stuk te zwemmen.
De motivatie zakt me helemaal in de soppige schoenen toen trainer E. vrolijk verkondigde dat we ‘al’ op de helft van de tijd waren en dat we dus nog ‘maar’ een half uurtje hoefden. Ik zou namelijk zweren dat dit geploeter al anderhalf uur duurde.

‘This too shall pass’, ‘This too shall pass’, ‘This too shall pass’, fluisterde ik als een mantra tegen mezelf. Het zag er niet meer naar uit dat er voortijdig gestopt zou worden, dus dan maar mentaal sterk zijn. Nog een paar keer opdrukken op de autoband en ineens besefte ik het me: Ik ben aan het sporten. In de regen. En niemand houdt me onder schot. Dus eigenlijk loop ik hier vrijwillig.
Ja, ik vond het verschrikkelijk en dat schoof ik niet onder stoelen, banken of autobanden. Ja, ieder moment lonkte mijn bed, bad, douche en al het warms in mijn huis. Maar hee, ik lig me hier gewoon in de regen op te drukken en het lukt nog ook. Dat kon ik een half jaar geleden nog niet. En ik wil hier niet zijn, maar ik ben er toch. Volgens mij ben ik stiekem sportiever dan ik denk…