9 december 2014
Getverderrie, ik stink naar baby. Dat is misschien de droom van iedere jonge moeder, maar ik vind het gewoon een beetje weeïg ruiken. Dus hupsakeetje; Pyjama aan en bankhangen maar!
Mijn ouders passen wekelijks op Kleine Spruit en soms ga ik na het werk even langs voor thee. Dat komt goed uit, dan kan ik mooi die kleine rustig houden als m’n moeder kookt. Ik heb het altijd raar gevonden dat mensen allerlei onzin uitkramen tegen zo´n baby met rare stemmetjes en woeste gebaren. Zo vertelde mijn broer laatst trots dat Kleine Spruit voor het eerst heeft geschaterd van het lachen toen hij ´akoewie´ zei. Dus nu roept mijn broer te pas en te onpas ´akoewie´ tegen zijn zoon. En misschien moest hij de eerste keer schaterlachen, nu trapt hij er mooi niet meer in. Zou ik ook niet doen. Stom gedoe.

Totdat ik degene ben die ervoor moet zorgen dat die kleine z´n schattige scheurtje houdt. Behalve het standaard doen alsof de lepel een vliegtuig is (jawel, met bijbehorend geluid) en een hoog stemmetje opzetten, betrapte ik mezelf er vandaag op dat ik heel intelligent mee gebaarde met ´Klap eens in je handjes´. En elke keer dat Kleine Spruit weer een kik gaf, zwaaide ik met mijn armen in de lucht op de maat van ´Zoooo varen de scheepjes voorbij´. Ja hoor, alles voor een glimlach.

Nu ik weer veilig thuis ben, voel ik me een flinke randdebiel, want waarom doen we dan ook zo stom tegen een kind? Nou, omdat een baby de baas in huis is. Tuurlijk, hij mag best even huilen. Maar dat geluid is zo verdomd irritant. En daarom stellen we alles in het werk om de baby gelukkig te houden. En daarom doen we dus zo achterlijk. En eigenlijk zou het me niet zo moeten verbazen, want ik houd ook hele verhalen tegen de kat. Dan is ‘Zoooo varen de scheepjes voorbij’ nog niet eens zo vreemd.

Wie had dat gedacht. Ik ‘koetchie koetchie koe’, ‘hoepelepoepelepoep’ en neurie zachtjes. Ik wrijf zelfs met mijn wang tegen zijn zachte haartjes en geef een kusje op z’n bolletje. Kleine Spruit zit op schoot en ik beweeg mijn knieën op en neer totdat mijn voeten niet meer kunnen. Ik loop met hem door de kamer als hij verdriet heeft, al moet het een uur lang. Vandaag walsten we door het huis terwijl ik André Rieu neuriede, want ik ken eigenlijk geen kinderliedjes. In ruil voor mijn dappere pogingen meneer te pleasen, snottert en kwijlt ie me onder dat het een lieve lust is. Als ik geluk heb. Anders laat ie een boer met z’n laatste maaltijd over mijn blouse. Schattig.

Yep. Als baby mag je alles lekker laten lopen, boeren, geeuwen, stinken en winden laten. En ze vinden het nog schattig ook. ‘Da’s een teken dat alles werkt, hè’. Nou, bij mij werkt alles ook, maar dat stelt niemand blijkbaar op prijs. Als baby laat je dus alles lekker gebeuren en als het je niet bevalt dan zet je het op een krijsen. Een machtig mooi middel om al die volwassenen voor je te laten lopen. Papa en mama, opa en oma, en tante dus blijkbaar ook.

Samen Sesamstraat kijken, ‘Kijk, Ienieminie! En die lompe vogel!’. Alsof die kleine ook maar het flauwste benul heeft van de letter R die Ernie vandaag leert. Maarja, anders gaat ie huilen. En als we iets niet willen… Die kleine heeft het huishouden al aardig onder duim. En daarom laat ik hem op m’n vinger sabbelen, over m’n mouw kwijlen en m’n bril bevuilen met die kleffe plakhandjes.
Ah mooi, mama is thuis. Tijd voor je groenteprutje! Helaas is bloemkool geen favoriet. En na 3 keer ‘Zoooo varen de scheepjes voorbij’ was ik er ook wel weer een beetje klaar mee. Dus succes ermee, moeders! Ik moet thuis heel erg eeeehm, dingen doen. Auf wiener schnitzel en succes.

Ja hoor, dat hele tante-dingetje, dat gaat me prima af!