16 november 2014
Op 16 november 1914 werd u geboren. Precies 100 jaar geleden. Het was die dag bewolkt, geen zon, en een spatje regen. En dat jaar was er een rel rondom paerdenvleesch dat als rundvleesch werd verkocht. Klinkt herkenbaar, hè? Inderdaad, zoveel is er niet veranderd… En u zelf ook, u bent geen spat veranderd! Wat er wel veranderd is, is dat er 100 jaar geleden nauwelijks auto’s waren, maar ook weinig fietsen. De verwarming bestond uit gas- of petroleumlampen en wassen deed in je in de tobbe. Ook anders: Na je 30e was je oud. De gemiddelde levensverwachting was ongeveer 50 jaar.

Nou, denkt u, daar draai ik m’n hand niet voor om! Nee, u bent vandaag fluitend 100 geworden. Maar dat betekent wel dat het heel bijzonder het is dat we hier met z’n allen zitten. En dat betekent ook dat, als de juiste genen zijn doorgekomen, de wereld nog lang last heeft van mijn moeder en mij. De belangrijkste eigenschap daarvoor is misschien wel koppigheid. Nou, die is doorgekomen! Oma, mama en ik: 3 generaties kleine, sterke, eigenwijze, koppige vrouwen. Met heupen. Die meer dan honderd woorden per minuut praten. Nu ik erover nadenk; Ik noem die koppigheid liever kracht.

En hoe sterk u bent, daar kwam ik pas een paar maanden geleden echt achter, toen ik onverwachts bij u langskwam. Mijn ouders en tante Els & ome Piet zijn er ook iedere zondag, dus dat leek me gezellig. U was blijverrast en ik vroeg: ‘Goh, is er verder niemand?’ ‘Nee meisje, ze komen toch altijd op zondag?’ Oh verhip, het was zaterdag. Nu ben ik pas 30, maar als je oma van 100 je moet vertellen welke dag het is, begin je echt aan jezelf te twijfelen.

Gezellig heb ik een kopje thee gezet en met u aan de keukentafel gezeten. Er moest een theepot aan te pas komen en een theemuts, want dat hoort erbij. Ik mocht het rozenkopje met gouden randje en kreeg een antiek lepeltje. Ook al was er niets te roeren, want ik zei: ‘Van suiker krijg ik een dikke kont’. Oma moest lachen. Zei niet dat het wel meeviel. Ze lachte alleen. Daarna zei u wel drie keer dat ik een chocolaatje moest nemen. Aangezien ik ook de genen van mijn vader heb, kan ik geen chocolaatje laten staan.

Een mooi staaltje koppigheid, of kracht, zoals ik het liever noem, blijkt uit het volgende; U was 92, en wilde graag nog een keer op bezoek bij ome Jan in Zuid-Afrika. De familie wuifde het weg, het zou wel overwaaien. Dus op een mooie dag liep u naar het reisbureau en boekte 3 maanden naar Zuid-Afrika. Zo Jan, ik kom naar je toe deze zomer! Het ging vroeger ook, dus nu ook. En daar ging u.

Zo aan de keukentafel bespraken we ook mijn stage in Luxemburg. Het was er fantastisch, maar ik had last van heimwee. Ik was een paar dagen thuis geweest en moest weer terug. Ik voelde me alleen en was verdrietig. Toen belde ik u. U wist heel goed wat heimwee was. Daar had u ook wel eens last van gehad onder de bananenboom in de zon in Zuid-Afrika. Dat was net iets anders, maar u heeft een eeuw aan ervaring. En heeft alle emoties al honderd keer meegemaakt. U wist me te kalmeren en ik stapte die dag weer op de trein terug naar Luxemburg.

U bent vandaag 100 en weet van geen ophouden. U stuurt de hulp naar huis als u daar geen zin in heeft. En de fysiotherapeut ook. U eet geen brood meer, want zoete koeken zijn veel lekkerder. Ik vroeg mijn moeder van de week nog of u niet beter Liga kunt eten ofzo. Maar mama zei; ‘Nee joh, ze moet lekker doen waar ze zelf zin in heeft.’ En daarom hebben we een grote trommel vol met zoete koeken voor uw verjaardag gekocht. Omdat u lekker moet doen waar u zelf zin in heeft. Want dat heeft u wel tot de 100 gebracht. En wie weet hoeveel verder nog. Door koppigheid. Oh nee, kracht.