1 november 2014
Eigenlijk vonden we het best spannend om samen op stap te gaan. Waar gaan we het over hebben al die tijd? Nu maak ik me geen zorgen dat ik niets te vertellen heb, maar een gesprek van twee kanten leek me wel leuk. Eerst moest papa langs het ziekenhuis, maar als hij terug was zou hij bellen. Ik had al vaker aangegeven dat het pannenkoekenhuis pas om 16:00 uur open zou gaan, maar je kunt maar op tijd zijn, zo redeneerde pa. Dus om half 3 ging de telefoon. Hij was er helemaal klaar voor.

Het was druk in het pannenkoekenhuis. Wist ik veel dat het herfstvakantie was. Maar het maakte niet uit, want ik was met papa en papa en met mij. Hij had een zuurkoolpannenkoek en erwtensoep vooraf. Het was namelijk herfstweer en dat hoort erbij. Ikzelf had een pannenkoek met tomaat, ham, brie en tomatensoep vooraf. Normaal neem ik geen voorgerecht voor zo’n grote pannenkoek, maar voor papa maakte ik graag een uitzondering. Ik reed, dus pa bestelde snel een biertje. Groot gelijk.

Papa´s blijken het nuchtere antwoord te hebben op allerlei levensvragen. ´Maar pap, jij hebt ook meer dan 40 jaar gewerkt. Wat deed jij als het te druk was?’, ‘Ja meissie, dan moet je niet te veel werk aannemen.’ ‘En als het nou eigenlijk een ongeschreven regel is dat je tot 9 uur doorwerkt…’, ‘Ja kleine, wat niet gaat, dat gaat niet.’ ´En wat doe jij dan als je niet lekker in je vel zit?’, ‘Lieffie, je kunt je niet overal druk over maken.’ ‘Waarom heb ik nooit een week buikgriep ofzo?’ ‘Omdat je een Harmsen bent, lieverd.’
Oh ja. Ik ben een Harmsen. Ik, hittepetit, ben een volbloed dochter van deze rust-zelve. Ergens diep verscholen onder al mijn temperament, moet dus ook een oase van rust en geduld schuilen.

Terwijl de kinderen op de achtergrond jengelden, de poedersuiker door de lucht vloog en stroop op de tafel plakte, deelden papa en ik onze verhalen. Over de nieuwste Kleine Spruit in de familie, over oma die komende maand 100 wordt, over de verschillen en overeenkomsten tussen broerlief en mij, en papa, en mama. Over de terugweg. Papa wist nog een leuke route binnendoor.

Ik rekende af en we stapten in mijn autootje om de terugweg in te zetten. De rollen een beetje omgedraaid. Alleen wist ik totaal de weg niet op de bochtige kringeldijkjes. Papa kent ze op z’n duim. ‘Pas op hoor, scherpe bocht naar links hier!’ ‘Hier heb ik ook voor een opdracht gezeten. Die mensen hadden geen humor.’ ‘Dan kun je hier kiezen welke kant je opgaat, als je naar rechts gaat komen we langs de Achterdijk waar oma woonde.’ De Achterdijk was smaller dan in mijn herinnering. ‘Waar wonen tante Corry en ome Henk ook alweer precies?’ ‘Hier was ons landje, hè pap, van de bonen en de kalebassen.’ ‘Hier heb ik toch weleens meegedaan aan een playbackshow?’ ‘Bestaat die Koopjesstal nog?’ ‘Het oude huisje van opa en oma is mooi geworden, hè?’

‘A trip down memory lane’ langs onze Harmsen-roots. Zoals we vroeger samen naar oma gingen. Alleen nu was het donker, geen haasjes te zien. Plots schoot er iets voor de auto langs. Ik trapte op de rem en één of ander fret-achtig diertje keek ons verschrikt aan vanaf de weg. ‘Hee, een wezeltje!’, zei papa. Kijk, en zonder papa naast me had ik dus mooi niet geweten wat voor beest dat was.

Ik ben een Harmsen. En daar ben ik steeds trotser op. Die bijbehorende rust vind ik vanzelf wel.