29 april 2014
Lief dagboek,

Ik wilde niet meteen een party pooper zijn door dat plekje op mijn been, dus die middag kreeg ik de openbaring dat ik best een stukje kon hardlopen. Vrienden van mij zijn ontzettend fanatiek bezig met marathons en andere loopdingen, dus hoe moeilijk kon het zijn? 42 Kilometer leek me wat ambitieus om mee te starten, maar een rondje Onderweg moest geen probleem zijn.

Thuis trok ik mijn sportiefste outfit aan, uiteraard wel matchende schoenen en vestje. Snel Niels geappt: ‘Schrik niet, ik ben even hardlopen.’, waarop ik het enig mogelijke antwoord kreeg: ‘WTF?’
Ik doe de deur achter me dicht en loop de straat in. Beetje onwennig. Eehm, ja dan moet ik nu gaan rennen, toch? Want ik heb me niet voor niets zo übersportief aangekleed. Dus ik boog mijn armen sportief-achtig langs mijn zij en versnelde mijn pas naar een drafje.

Anderhalve minuut later dreunt iedere stap wel erg door in mijn lichaam. ‘Nou’, bedenk ik me, ‘je moet dit soort dingen rustig opbouwen.’ Dus ik besluit 1 minuut te joggen en dan 30 seconden te wandelen. Aan die minuut lijkt maar geen einde te komen en die 30 seconden vliegen voorbij.
Op het Hoefpad kom ik nog een sportieveling tegen. Ze zag eruit alsof ze er echt verstand van had. Met zo’n strak half broekje, ademend jasje, flesje water, en van die lelijke hardloopschoenen, ieuw! Ze rende niet, ze wandelde. En ja, als zo’n professional wandelt, wie ben ik om dan te gaan rennen? Ik vond het zelf al belachelijk en dat vond zij vast ook. Dus besloot ik alleen nog maar 30 seconden-sessies te doen.

Met ferme pas liep ik langs de Onderweg. Terwijl ik het gevoel had dat mijn outfit er sportiever uitzag dan ikzelf, besloten mijn kuiten anderzijds. Dit gevoel is nieuw. Was het verzuren, was het kramp? Geen idee, maar het was onplezierig. Soms zie ik mensen heel interessant rekken en strekken en ineens had daar ook enorme behoefte aan. De eerste de beste lantaarnpaal klampte ik vast en hield mijn voet tegen mijn billen geklemd. Hoe lang moet zoiets? Ik besloot 10 seconden, want daarna ging het zeer doen. Het zag er vast nogal treurig uit, maar verdomd, het leek beter te gaan.

Beter? Ja. Maar leuk? Nee. Tijdens deze fikse wandeling heb ik genoeg tijd om na te denken. En ik kom tot de conclusie dat sporten echt strontvervelend is. Met elke stap die ik zet wil ik dat het ophoudt. Nu. Maar ik heb nu eenmaal een doel. En ik moet nu eenmaal naar huis. Ik heb namelijk geen telefoon bij me om Niels te vragen om me op te halen. Da’s een efficiënte stok achter de deur.

Intern foeterend blijf ik mijn ene voet voor de andere zetten. En daar verschijnt Arkel weer aan de horizon. En… Is dat…? Jazeker, het was mijn vader met de hond. Ik zette snel een sprintje in! Maar dat duurde nog geen 10 seconden, want wie hield ik hier nu voor de gek?
‘Wat doe jij nou?’, vroeg mijn vader terecht vol verbazing. ‘Lopen’, zei ik. Ja, hardlopen kon ik het niet noemen. ‘Ok…’, zei m’n vader vertwijfeld. Ik vertelde dat ik gisteren ook al had geskate en hij was diep onder de indruk. Alleen ik proefde ook een beetje ‘dat-houd-je-toch-nooit-vol’ in zijn stem. En daar kon hij weleens gelijk in hebben. Dat proef ik zelf ook bij iedere stap.

Weer thuis spring ik onder de warme douche. Steeds een beetje warmer, totdat mijn huid bijna pijn doet. Nu zit ik fris gewassen op de bank in mijn Betty Boop pyjama en pandasloffen.
De snelwandeling was heerlijk. Nu het voorbij is dan.