Worst.

15 juni 2022
Nog niet zo lang geleden blies ik de loftrompet over Cees Kip op de Arkelse Markt. Sindsdien huppel ik bijna elke week even langs om me te laten verleiden door de malse kippendijfiletjes, kipburgers en de wekelijkse hele grillworst zonder kaas. Inmiddels heb ik ook ontdekt dat die vrolijke snuiter geen Cees, maar Tim heet.

Vorige week besprak ik met manlief wat ik bij Meneer Kip zou gaan kopen. ‘Doe maar een portie nasi!’, was het antwoord. ‘Alleen nasi?’, vroeg ik verbaasd. ‘Ja, alleen nasi.’
‘Geen grillworst?’
‘Nou nee, deze week hoef ik even geen grillworst.’
‘Eeh, ok.’
Nu snap ik dat als je elke week een hele grillworst wegwerkt op je kaiser bolletjes, het je op een gegeven moment een beetje de neus uitkomt.

Vrijdag stond ik dus braaf een portie nasi te bestellen: ‘Nou, doe maar 2 porties. Oh, en doe er ook maar van die balletjes bij… en 4 kippendijfiletjes. Ja, dan zijn we er wel voor vandaag.’
Mensen, ik kan me niet beheersen bij de kippenkraam. Het is gewoon verdomd lekker spul. Dus…
‘Nou, doe toch ook maar een halve grillworst erbij dan, zonder kaas.’
‘Wil je die misschien apart van de rest in een zakje? Hij is nog warm’, vraagt Cees die eigenlijk Tim heet.

Nu is grillworst op zich al een delicatesse, maar WARME grillworst is helemaal niet te weerstaan. Dus ik snel met mijn aparte zakje naar huis om de grillworst aan te vallen. Bij het openen van het zakje werd ik echter onaangenaam verrast. De grillworst ziet er anders uit dan anders. En anders is meestal niet best. Laat het lekker zoals het is. Er verandert toch al zoveel in het leven, laat de grillworst alsjeblieft met rust.
Maargoed, hier sta ik dan. Met in mijn ene hand mijn anders-dan-anders-maar-wel-warme grillworst, en in mijn andere hand een mesje. En ik heb trek. Dus ik snijd een stukje af.

Ik moet toegeven dat de geur die inmiddels mijn neusgaten bereikt, stiekem best wel goeds belooft. Dus ik neem een hapje. En nog een hapje. Nog één plakje dan. Mensen, dit is de allerlekkerste grillworst die ik ooit geproefd heb! Ik houd van deze grillworst. Ik durf zelfs te beweren dat deze grillworst in de buurt komt van frikandel. En iedereen weet dat bij mij werkelijk niets in de buurt komt van frikandel. Daar kun je me voor wakker maken.

Mensen, ik ben lyrisch.
Dus vanaf nu kun je me ook wakker maken voor Cees z’n warme worst.

Proeflesje.

7 juni 2022
Dat ik dit type is op zich al goed nieuws. Dat betekent namelijk dat ik het heb overleefd. Gelukkig was er geen ijsbaan, ijsbad of iglo op de route. Hadden ze ons daar even goed mee bij de neus. Er waren wel de te verwachten obstakels zoals klimmen, zandzakken sjouwen, door het zand kruipen, zwemmen en door een vieze stinksloot banjeren. En op een lichtelijk paniekmomentje na omdat ik niet kon staan in het water, heb ik me kranig verweerd, al zeg ik het zelf.

Ik weet dat ik geen hardloper ben, maar met hier en daar een obstakel ertussen wist ik dat redelijk te verbloemen. Totdat we bij een eindeloos fietspad naast een eindeloos kanaal aanbelandden. Gevolgd door een behoorlijk troosteloos industrieterrein aan de andere kant van dat kanaal. Op een gegeven moment vroegen we ons zelfs af of we nog wel op de route zaten.
Wat bleek? Het overgrote deel van de obstakels concentreerde zich rond de start en de finish en daartussen was een soort niemandsland. Letterlijk. Geen kip te zien.

Op een stel opgestapelde pallets en een doolhof na, was het een kwestie van kilometers lang hardlopen. Of strompelen, zo je wilt. Nu bestaat ons clubje uit een aantal goede lopers en een aantal mensen met een grondige haat aan hardlopen. En op momenten als deze word ik er weer pijnlijk aan herinnerd dat ik tot de laatste categorie behoor. Ik houd mezelf ook altijd maar voor dat ik er gewoon niet voor gebouwd ben met die kleine korte stalpootjes van me.

Maar we waren met elkaar. Ons clubje dat inmiddels al jaren samen sport en waarvan we weten dat we erop kunnen vertrouwen. Tijdens de bootcamps maken we stomme grapjes, dagen elkaar uit en beschuldigen elkaar van valsspelen bij trefbal. Maar als het erop aankomt staan we voor elkaar klaar, moedigen aan, en geven de ander net dat zetje, voetje of die schouder. Zo kon ik met die kleine korte stalpootjes ook over die hoge muur klauteren, en zo mocht ik even een arm vastpakken in het diepe water. Zelf klom ik wel vast in die hoge stellage, om daarna de ander eroverheen te schreeuwen.
Als ik dan de echte pro aan het werk zie, voel ik me weer een motorisch gestoord badeendje. Maar weet je, er gaat altijd wel iemand beter, sneller en harder. En dit deden we toch maar mooi met z’n allen.

3 jaar geleden stond ik huilend in de Vero Moda omdat mijn lijf niet meer paste in de kleding die ik voor ogen had. Als ik 3 jaar geleden mijn schoenen op zolder was vergeten, zag ik al op tegen het beklimmen van de trap. 3 jaar geleden deed ik een proeflesje bootcamp. Begon ik met sporten en goed eten om mijn weerstand te verbeteren en te vechten voor mijn gezondheid.
Enkele weken geleden hebben vriendinnetje M. en ik samen 185kg getild. Met een hoop strijdkreten en een zeer oncharmant gezicht, maar het lukte. Dit weekend heb ik een 12km Obstacle Run uitgelopen. Bij vlagen met mijn tong op de knieën, maar het lukte.

Natuurlijk moet je zelf de discipline opbrengen om iedere keer weer die sportschoenen onder te binden. Om die push ups te maken tot je armen je niet meer kunnen dragen, te squatten tot je benen verzuren en rondjes te rennen tot je strompelend ter aarde valt. Maar als ik ook maar denk aan opgeven, staan zij me aan te moedigen en weet ik er nog een burpee extra uit te persen.
Cliché maar waar, samen kom je verder. En samen bereikten we de 12km. In september staat de Buffelrun op het programma. Zelfde idee, briljantere naam. Ja, dan ben ik nog steeds een motorisch gestoord badeendje, maar ik weet nu al dat we weer met elkaar de finish gaan halen.

Hoe één proeflesje bootcamp mijn leven heeft veranderd.
#jemoetwelwillen #buffel #stalpootjes

Obstakels

2 juni 2022
Dames en heren, ik doe het officieel in m’n broek. Niet letterlijk natuurlijk, dat zou ik niet zo op internet slingeren. Maar ik vrees met grote vrees. ’s Nachts schrik ik wakker en bedenk dat het nog 2 nachtjes slapen is. Nu ik dit type vind ik het weer angstvallig dichtbij klinken.

Toen ik me 2,5 jaar geleden opgaf, leek het nog zo’n ver-van-m’n-bed-show. En het werd een nog-verder-van-m’n-bed-show omdat het twee keer werd uitgesteld door dat virusje. Beide keren betrapte ik mezelf erop er niet geheel onverdeeld rouwig om te zijn. Dat bood namelijk de mogelijkheid om het lekker voor me uit te schuiven en dat beviel uitstekend. Tegen de buitenwereld riep ik uiteraard dat ik het ‘Echt super jammer’ vond. Volgend jaar ben ik er vast wèl klaar voor. En daar geloofde ik heilig in.

Sterker nog; Eind maart (lees: toen het dus nog heel ver weg leek) hoorde ik mezelf tijdens de bootcamp plotseling roeptoeteren; ‘Ja, nou is het eigenlijk jammer dat we ons voor de 6km hebben opgegeven. We hebben ons toch ook weer 2 jaar extra ontwikkeld. Ik zou nu denk ik wel voor de 12 gaan, haha!’.
Het bleef heel even stil. Eén onheilspellend stil moment, waarop ik direct doorhad dat het helemaal de verkeerde kant op ging. Want…

‘Ja! Inderdaad!’ riep de bootcampvriendinnetjes in koor. Kut. Wat heb ik nu toch weer gezegd. ‘Maarja, we hebben nu al kaartjes voor de 6, hè’, probeerde ik de boel nog te redden. Meestal ben ik de grootste regelneef in een groep, en ik ben het een beetje gewend dat als ik de koe niet bij de horens vat, die koe niet van z’n plek komt. Zo niet vandaag. ‘Ik benader de organisatie wel om te vragen of we onze kaartjes om kunnen zetten naar de 12km!’, stelde bootcampvriendinnetje J. voor. Ja. Leuk. Top.

Lang verhaal kort: Aanstaande zaterdag doe ik mee aan de 12km Advanced Run van Obstacle Run Brabant in Dongen. Waarom ik in hemelsnaam ooit bedacht om aan de ‘Advanced Run’ mee te doen, is mij een raadsel, want dit is de eerste keer dat ik zo’n ding doe, dus voel me verre van ‘advanced’. Ik kan niet eens 1,5km hardlopen zonder een halve klaplong, laat staan 12. Klimmen en klauteren kan ik wel, maar ik zag al angstaanjagende bouwwerken voorbij komen met water en touwen en modder, en zelfs een busje van een bedrijf dat ijsbanen aanlegt. Ik hoop vurig dat het nationaal kampioenschap kunstschaatsen ook in Dongen is dit weekend, want het gaat toch zeker niet gebeuren dat ik door een iglo moet klimmen ofzo.

Mijn omgeving heeft daarentegen het volste vertrouwen in mijn conditie. Maargoed, die hoeven die iglo niet in. ‘Ah joh, gezonde wedstrijdspanning, da’s alleen maar lekker’, zegt manlief opgewekt. Ja gezond, laten we het daarop houden.

Maargoed, opgeven is geen optie. Dood of de gladiolen.
Ik hoop op gladiolen.

Beginnen.

20 maart 2022
Een jaar of 6 geleden kwam ik haar tegen op de Varkenmarkt, bij de Zomerfeesten. Je weet wel, de plek waar je iedereen van vroeger tegenkomt die je wel en niet wilt zien. ‘Hee Marissa!’, schreeuwt ze boven het feestgedruis uit, ‘Wat schrijf jij leuke stukjes op internet!’. Huh?
Toen blogde ik trouw iedere week. En zij vond dus dat ik dat leuk deed. ‘Zij’ is professioneel theatermaakster. Schrijfster. Dichter. Musicus. Zangeres. Iemand die van haar creativiteit haar beroep heeft gemaakt. In mijn ogen iemand die verstand heeft van dat soort dingen. En zij vindt de tijd om mijn schrijfsels te lezen?
Mind. Is. Blown.

3 jaar geleden trof ik haar weer. Dit maal bij de Kruidvat, net voorbij de kassa. ‘Hee, schrijf je nog weleens?’, vraagt ze. Bruine teddy-jas, nonchalante knot, zoontje en man in haar kielzog. Inmiddels volg ik haar carrière en ze is goed aan de weg aan het timmeren, een rijzende ster. Half star struck antwoord ik ‘Nou eeeh, niet zoveel. Ik zou het vaker moeten doen eigenlijk…’.
Intussen staan we schandalig in de weg voor het overige winkelend publiek, maar terwijl de wereld om ons heen doordraait (ons geërgerd aankijkt en half omver bonkt), gaat het langs me heen. Want deze conversatie gaan wij nu even voeren. Zelfs man en kind luisteren geduldig mee.
‘Ja’, zegt ze, ‘Je zou er echt iets mee moeten doen!’ Dat hoor ik vaker, maar nu komt het binnen. Omdat zij het zegt. Zij die in mijn ogen verstand heeft van dat soort dingen. Zij, het levende bewijs dat je er echt iets mee kunt doen. Ik voel dat ik bloos. ‘Wat leuk dat je dat zegt. Maar… wat dan? Ik weet niet eens waar ik moet beginnen. Met m’n fulltime baan en…’
‘Begin gewoon.’, onderbreekt ze me. Tja, begin gewoon. ‘Maar hoe weet ik of het goed is wat ik doe?’ Mijn leven is altijd gestoeld geweest op school en werk en cijfers, beoordelingen en resultaten. Maar niemand gaat een beoordelingsgesprek met me voeren over mijn creatieve uitspattingen.
‘Joh, ik doe ook gewoon maar wat.’, ze maakt er zo’n wegwuivend gebaar bij. Jij doet ook gewoon maar wat? En daar sta je mee in het theater? Daar baseer je je carrière op? ‘Hè?’
Mind. Is. Blown. Again.

En ik begon gewoon. Ik mocht als trouwambtenaar aan de slag. Met veel dank aan de Burgemeester van de Gemeente Molenlanden en zijn collega, aan mijn eerste bruidsparen. Ze vertrouwden me. Dus ik begon.
Met schrijven. In de tussentijd heb ik geschreven aan flarden van iets dat misschien ooit een boek zal worden. Geen idee of het echt iets wordt, maar ik begon gewoon.
Met luisteren. Bij de eerste afscheidsspeech heb ik vooral mijn hart laten spreken. Geen idee of het goed zou zijn, maar de familie vertrouwde me. Dus ik begon.

Nog steeds heb ik het gevoel dat iemand me straks komt vertellen dat het allemaal nergens op slaat wat ik doe. Omdat ik ‘maar wat doe’. Maar creativiteit laat zich niet vangen in een cijfer. Wel in de liefdevolle reacties van het bruidspaar, hun gasten, de familie die afscheid neemt, de glimlach van mijn lief die de flarden van mijn boek leest. Mijn vader die mijn moeder nu ook naar Cees Kip stuurt.
Ja, ik doe maar wat, maar blijkbaar doe ik toch ook iets goed.

En als al die mensen op me vertrouwen, misschien moet ik dan ook eens op mezelf vertrouwen.
Naast m’n baan, gezinsleven, sport en alle andere uitdagingen des levens vond ik mijn passie. Luisteren, schrijven, huwelijken voltrekken, een afscheid verzorgen, spreken, vermaken.

Dus misschien horen jullie in de toekomst nog van alles van me. Misschien ook niet.
Maar ik ben begonnen. En stoppen zit er niet meer in.

Malse kippetjes.

5 maart 2022
‘Maris, als je dat proeft, wil je nooit meer iets anders.’ Nou, dat leken me wel hele stoere woorden, maar bootcampvriendinnetjes M. en S. verzekerden me dat ik nooit meer ‘die gummikip van de Coop’ zou kopen. Nu heb ik manlief en zijn kroost al vaker horen klagen over de kip van de plaatselijke buurtsuper, maar ik stak mijn kop in het zand. ‘Nee hoor, smaakt prima!’, roeptoeter ik terwijl ik op een stuk rubber kauw, want ik was al lang blij dat er een maaltijd op tafel stond die enigszins gezond, zelfgekookt en niet gefrituurd was. Ja mensen, het leven van een directiesecretaresse-bonusmoeder-trouwambtenaar-die-ook-wil-sporten gaat niet altijd over rozen.

M. en S. zijn dus lyrisch over de nieuwe vreemde eend in de bijt op de Arkelse markt. Of liever gezegd, nieuwe vreemde kip. Aangezien die markt nòg dichterbij is dan de buurtsuper, kan het me ook niet heel veel makkelijker gemaakt worden. Ik moet het alleen goed timen. De straat oversteken om het huishouden van verse kipfilet te voorzien moet even kunnen tijdens het thuiswerken, vind ik. Dus daar ga ik, portemonnee in de ene hand, boodschappentas in de andere. Terwijl ik een kraam passeer met allerlei olijven, tapas en verschillende broodjes die ik ook nog nooit had gezien, besef ik dat ik toch wat vaker onder mijn steen vandaan moet komen. Daartegenover zie ik iets dat eruitziet als de kippenkraam.
En op de kraam lees ik het ook: Cees Kip. Toepasselijke naam. Niets meer aan doen.

Voor de kippenkraam staan de kaasboer en de visboer gezellig te babbelen met de kippenboer. Vrolijk zeg ik ‘Goedemorgen!’ en alle boeren stuiven uiteen. Dat had nou ook niet per sé gehoeven, maar het doet me deugd dat er nog aandacht voor de klant is. In de gemiddelde kledingwinkel moet je eerst een chagrijnige puber van haar telefoon amputeren voordat je bij Gods gratie je nieuwe skinny jeans mag afrekenen, maar hier gaan ze voor me aan de kant alsof ik de koningin ben.
Cees, of meneer Kip, zo je wilt, blijkt een ontzettend vrolijke snuiter. Zo leg ik uit dat ik de tip heb gekregen om eens bij hem langs te gaan, waarop meneer Kip enthousiast uit de doeken doet wat hij allemaal in z’n kraam heeft liggen. Ik ging alleen voor kipfilet, maar kwam ook thuis met een stuk grillworst en kipburgers. Het zag er allemaal zo lekker uit, en als iemand met zoveel plezier zijn waar aanprijst, dan koop ik met liefde je halve kraam leeg.

Die avond was de vuurdoop. Ik had broodjes black angus burger en kipburger gemaakt. Manlief wil altijd het lekkerste voor het laatst bewaren. Hij valt met smaak de kipburger aan en daarna zijn angusburger. Na 3 happen black angus legt hij teleurgesteld zijn broodje neer. ‘Maris, ik heb geen trek meer’. Verbaasd laat ik mijn broodje zakken en kijk hem vragend aan. ‘Die kipburger was veel lekkerder!’. De volgende ochtend bij het ontbijt blijkt ook de grillworst heeeeeeerlijk te zijn.

De week erna lukt het timing-technisch even niet om een bezoek te brengen aan meneer Kip. Manlief is dusdanig onthutst dat de black angus grillworst die ik bij de lokale boerderij haal het leed maar deels kan verzachten. Dus gisteren was ik weer bij Cees. Inmiddels mag ik Cees zeggen tegen meneer Kip. Dus ik zeg ‘Cees, ik kom vanaf nu elke week hoor!’ en koop vervolgens kipfilets, kippendijen, nasi, een loempia, stuk grillworst (nog warm!) en de aanbieding van 4 burgers + 4 schnitzels voor € 3.95. Had ik al gemeld dat meneer Kip ook zeer redelijke prijzen hanteert?

De kippendijen verwerkte ik in een Arabische groentenstoof die in een tajine hoort, maar ik kreeg die fucking tajine niet aan de praat op mijn inductie met apart kookplaatje. Dat is verder een ander verhaal vol oerfrustraties, maar de moraal is: We hebben nog nooit zulke heerlijke malse kippendijfilets gegeten.

Ik kreeg echter nog één klacht: ‘Lief, waarom heb je maar een halve grillworst gekocht?’
Dus Cees, volgende week een hele grillworst, graag.

Vis TV

1 maart 2022
Nu waren manlief en ik toch al niet van die avonturiers. Maar sinds corona zijn intrede deed, hebben we onze status als bankstel wel heel erg eer aan gedaan. Of eigenlijk is bankstel het verkeerde woord, want dat zou impliceren dat je veel op de bank zit. Dat doen we nog niet eens. We hebben een TV in de slaapkamer, want waarom zitten als je ook kunt liggen. We hebben dan ook wel een serieus professionele chillzone, want ons bed is uitgerust met verstelbaar hoofd- en voeteneind. Waarom we desondanks altijd zitten te hannesen met niet minder dan 6 kussens, om een gerieflijke plek te creëren om ons hoofd tegenaan te vleien, is me werkelijk een raadsel. Maar dat terzijde.

We hebben tv-kijken tot een kunst verheven. Burgerlijkheid voert hoogtij. Daar kunnen we ons voor schamen, maar het is tijd dat we het omarmen. Dat we daar trots op zijn. Ik zou het zelfs iedereen willen aanraden, want er niets heerlijkers dan leeghoofdige programma’s wegkijken onder een donzig dekbed, samen met m’n lief. En als je vroeg onder de wol kruipt, wordt je vaak ook vroeg weer wakker.

Wie op zondag vroeg de tv aanzet, komt uit bij Vis TV. En daar moeten we het eens over hebben. Waarschijnlijk weet je niet eens dat het bestaat, want wie is er in hemelsnaam wakker op dat onchristelijke tijdstip, maar het bestaat al 25 jaar. Geen idee hoe dan, want de inhoud van het programma is al net zo spannend als de titel doet vermoeden.
Manlief vindt het echter he-le-maal fantastisch. Sinds hij op een blauwe maandag met een hengel langs een of andere moddersloot heeft gestaan, kijkt hij het. Of hij neemt het op, want stel je voor dat je er eentje mist. En dus maak ik op zondagochtend twee schuimende cappuccino’s om die, terug in bed, onder het ‘genot’ van Vis TV te nuttigen.

We kijken naar Ed en Marco, die iedere week een andere stek zoeken aan één van de wateren die Nederland rijk is. Er schijnt een hele wetenschap te zijn over wat voor aas je moet gebruiken voor welke vis en voor welke plek, en het zal me werkelijk een rotzorg zijn. Ze hangen dat ding in het water en dan begint hun dag. En hun dag bestaat uit turen naar een dobber en ’s middags een warme chocomel met vers geklopte slagroom.

Ze zitten meters ver bij elkaar vandaan en het enige dat ze doen is enthousiaste kreten uitstoten wanneer de dobber in beweging komt. Dan snelt de ander toe en begint de strijd met wat er aan de haak hangt. Onder boerenwijsheden als ‘Ja, dit voelt wel brasem-achtig aan’, wordt het arme dier binnen gehengeld. Er volgen oh’s, ah’s en whoehoe’s over wàt een prachtige vis dit is. Ik heb ze nog nooit horen zeggen dat het maar een stomme kutvis is.

Er wordt verteld wat voor soort het betreft en hoe groot en zwaar het ding is. En natuurlijk moet er een foto gemaakt worden voor Vismaat, zeggen ze. Geen idee wat dat is, maar manlief is volledig op de hoogte. Dat is een app waar mensen inzetten wat ze gevangen hebben, zodat andere mensen dat daar ook kunnen komen vangen.
En dan heb je dus heel die toestand achter de rug. Hebben ze eindelijk dat haakje uit z’n neus gepeuterd nadat ie 3x uit hun handen is gesparteld, gooien ze hem terug. Dus niet op de BBQ, maar terug het water in. Dat beest heeft een trauma van hier tot Tokio en moet dat z’n hele leven nog met zich meedragen. En dankzij Vismaat weet iedereen dat die vis daar zwemt, dus is het een kwestie van tijd voordat ie weer een keer in een verkeerde wurm bijt. Lekker dan.

Aan de andere kant, wat is Nederland eigenlijk mooi zo vanaf de waterkant. En dat pak je dan toch maar weer mooi mee op de vroege zondagochtend.
Ik zei het al; omarm de burgerlijkheid. Ik kan het iedereen aanraden.

Slippertje.

29 juni 2021
Nee, ik ben er zelf ook niet trots op. Verre van zelfs. Ik had nooit verwacht dat ik het zover zou laten komen. Mensen die tot zoiets in staat zijn heb ik ook nooit begrepen. Maar het is sterker dan ik. Zò fout, maar zò heerlijk. En nu ik eenmaal de stap heb gezet, is er geen weg meer terug.

De oudste bonuszoon draagt tegenwoordig dezelfde schoenmaat, en dat vinden we allebei grappig.
Dus toen hij met zijn oranje hup-hup-slippers aankwam, moesten die gepast worden. Alleen… ik heb een hekel aan slippers. Ze laten je tenen zien. En ik heb een hekel aan tenen zien.
Die eerste warme dag van het jaar waarop mensen hun zweterige gezwollen voeten in scheefgelopen slippers proppen. Jakkes. En maar wapperen met die tenen. Ik heb ook niks met Chris Zegers.

Deze slippers zijn echter ontworpen door Fred van Leer. En ach, laat mij ook een keer de coole plusmoeder uithangen. Dus… ‘Zo, stoere slippers, hoor! Mag ik ze passen?’
Vol ‘enthousiasme’ haalt bonuszoonlief de schouders op en trapt subtiel zijn slippers uit in mijn richting.
Ik drapeer de oranje plastic draken om mijn poezelige voetjes.

Oh. My. Goodness. Het is alsof ik op wolkjes loop. Ineens snap ik Chris Zegers. Ik wil ze nooit meer uit.
Wat overkomt me nu? Ben ik diep in mijn hart stiekem een tokkie? Ik ben ik de war. Ik weet alleen dat ik hup-hup-slippers nodig heb in m’n leven. Met de oranje exemplaren nog aan, snel ik me naar Shoeby.nl. Ik rechtvaardig deze actie door met mezelf af te spreken om ze alleen in-en-om het huis te dragen. Oh ja, en van de zomer op de camping. Want dan is er toch al geen redden meer aan.
Om verwarring te voorkomen, wordt het de zwarte variant. Hup, in ’t winkelmandje. Hup, betaald. Bijna voel ik me er een beetje viezig bij. Alsof ik in één keer een hele BonBonBloc naar binnen heb gewerkt.

Een paar lange dagen later schieten mijn voetjes er, hup, zo in. Wat een feestje voor m’n voetjes! Dan maar een tokkie. Dan maar stijlvol vanaf de enkels naar boven. Het is bijna 30 graden en mijn tenen mogen, na 37 jaar eenzame opsluiting, verdikkeme ook weleens wapperen in de wind.

De volgende dag haast ik me naar de Coop, want de ketchup is op. En als kannibalisme kan worden voorkomen door even naar de Coop te racen voor ketchup, dan doet een mens dat.
Ik buig naar beneden om de ketchup te pakken en schrik als ik in grote witte letters HUP HUP lees. Mijn tenen wiebelen er schaamteloos bovenuit.

Help. Ik. Draag. Badslippers. In. Het. Openbaar. Nou, daar gaan m’n principes. Even twijfel ik, maar besluit mijn nieuwe ik te omarmen. Blijkbaar draagt deze nieuwe ik badslippers naar de Coop. Met enige trots zwiep ik mijn haar naar achteren, borstjes vooruit, lipjes getuit. En vervolg mijn missie achter de winkelwagen.

Dat nota bene Fred van Leer me tot dit slippertje heeft weten te verleiden…

Aandacht.

7 maart 2021
Dierenartsen luiden de noodklok. Want hebben wij mensen het al zwaar met alle maatregelen, onze huisdieren zit het ook heus niet mee. Vooral katten schijnen te kampen met stressklachten. Die blijken er namelijk helemaal niet op te zitten wachten dat hun personeel maar de hele dag een beetje thuis zit en om aandacht vraagt. Fijn dat we hun eten neerzetten en ze af en toe onder het kinnetje kriebelen als ze dat komen opeisen, maar verder moeten we ze gewoon lekker met rust laten. Ze hebben per slot van rekening wel hun slaapje nodig. Nu wij als werknemers ook overdag komen zeuren om kopjes en kroeltjes, ligt chronisch slaapgebrek op de loer, met alle gevolgen van dien.

Nee, dan dat Russische, langharige aandachtsorgel van mij.
Zodra ze me tegen m’n computer hoort praten vanachter de keukentafel, komt ze vrolijk de trap af getrippeld. Met lichte tred, de imposante staart opgewekt de lucht in, springt ze via het Ikea keukentrapje op mijn ‘bureau’. Het puntje van haar staart wiebelt als ze zich verheugt op fijne kriebeltjes. Nietsvermoedend zit ik in een video call, als het mormel me plotseling vanaf rechts tegen mijn neus ramt. Ze gaat pontificaal voor me staan, pootjes op het toetsenbord. Staart nog steeds in de lucht. Kont richting webcam. En zo schurkt ze haar neus tegen die van mij aan. Of ze bijt erin. Ondertussen probeer ik mijn gezicht in de plooi te houden, terwijl ik haar met lichte dwang op de stoel naast me zet. Dat doe ik liefdevol en met beleid, want eerlijk is eerlijk, die poes kan bij mij in de pap schijten. Bovendien wil je bij je collega’s niet te boek staan als dierenbeul. En, hardleerse drol dat het is, herhaalt dat proces zich gerust een keer of twaalf.

Als ik de tussendeur dicht doe, staat de diva te krabben en te krijsen in de gang. Ook niet bevorderlijk voor de concentratie. De negeertechniek resulteert in niet zachtzinnige kopjes tegen het scherm, waarna ze zich onder luid gespin bovenop mijn typende vingers neervlijt. Zo heeft ze al eens onbedoeld een mailtje verzonden, toen ze met haar voetzooltjes op het muis-gedeelte lag te kneden.
Toegegeven, behalve irritant, vind ik het ook maar wat lief en grappig. Bij collega’s hoor je kinderen op de achtergrond gillen dat de Ipad leeg is, bij mij dartelt de poes af en toe door het beeld.

Mijn collega in Singapore heeft een dochtertje van 4. Tijdens één van die calls keek ze met haar vader mee, toen mijn poes weer eens gezellig op bezoek kwam. Pa blij, want kind meteen vrolijk. Maar sindsdien is dochterlief lyrisch van ‘kittycats’. En in het bijzonder van mijn ‘kittycat’.
Dus nu bel ik af en toe met Singapore, zo rond een uur of 11 in de ochtend. En kan dochtertje A., net voordat ze naar bed gaat, even met mijn Siberische haarbal kletsen. De stofkont laat het zich allemaal welgevallen, en paradeert fier over het toetsenbord.

Dus waar de meeste katten gestresst raken van teveel aandacht, heeft die van mij heeft inmiddels fans in Singapore.
We leven in een rare tijd.

In de ban van de bolletjes.

25 april 2020
Laat ik beginnen met toegeven dat ik geen groene vingers heb. Mijn ouders hebben mij veel doorgegeven, maar niet hun liefde voor tuinieren. Ja, als het klaar is en de bloemetjes staan gezellig naar me te lachen, dan ben ik een tevreden mens. Alleen dat duurt nooit lang. Binnen een paar dagen hangt de helft op half zeven. Ik voel de behoeftes van mijn plantjes gewoon niet zo aan. Ik geef ze ofwel geen, ofwel te fanatiek water. Of er staat plotseling een of andere vage stengel in de pot. Hoezo dan? Wat moet die stengel tussen m’n hortensia’s? Of ik heb dus ineens stiekeme geheimzinnige bolletjes in m’n potten.

Paps en mams hebben er wel alles aan gedaan hoor, om me wat tuinieren-manieren bij te brengen. Als kind zat ik altijd onderin de kar bij het tuincentrum. Al gauw leerde ik van papa dat dahlia’s het allermooist zijn. Altijd. Dat is ons dingetje. Mama moet niets van dahlia’s hebben, daar komen slakken in. Dus kwam moeders er steevast bij de kassa pas achter dat er her en der ook dahlia’s de kar in waren gesmokkeld.

Ook toen ik al lang op mezelf was voelden mijn ouwelui zich medeverantwoordelijk voor mijn tuintje. Ze reden regelmatig met me naar tuincentra in het ganse land in een poging me nog wat nuttigs bij te brengen. Ik wees aan wat ik mooi vond en vaders knikte dan instemmend of zei ‘Nee, das niks’. Waarom het niks was, was me niet altijd duidelijk, maar ik had er geen verstand van dus ik luisterde gedwee. Als het vaders goedkeuring kon wegdragen, vergeleek moeders alle exemplaren om er zeker van te zijn dat we wel de mooiste te pakken hadden. Vaak paste ik er nog net bij in de auto terug, en meestal zat ik nog een uur met een onhandig zware pot tussen mijn benen.

Inmiddels bedenk ik me heel soms spontaan om de potten te verblijden met een druppie water. Dat is dan niet zozeer omdat ik de smeekbede van de plantjes hoor, maar meer omdat mijn ouders me inmiddels zo geïndoctrineerd hebben, dat ik letterlijk hun stem in mijn hoofd hoor als ik een slappe bloem signaleer. En als ik dan met een felgroene gieter de boel sta te bewateren, hoor ik ze bijna juichen vanuit hun achtertuin. Hebben we ons kleine meisje toch maar mooi meegegeven.

Maargoed, ondanks al die ouderlijke stimulans heb ik geen groene vingers ontwikkeld. En zodoende waren de paars-groene bolletjes een waar mysterie voor me. Het groeide en groeide. Ze werden steeds hoger. Steeds groener. Ze leken een beetje gerimpeld en gedraaid. Als dat maar goed komt, dacht ik.
Plots herkende ik er de planten van vorig jaar in. Je weet wel, die weelderige bladerplanten. Van die mooie volle bossen frisse groene bladeren. Ik vond het al zo vreemd dat die in de winter helemaal kapot waren gevroren, want zoveel viel er toch niet kapot te vriezen afgelopen jaar.
‘Ja, ongelofelijke gnoe, dat is dan toch logisch?’, sprak manlief me teder toe.

‘Oh, éénjarige planten?’

Bolletjes.

18 april 2020
Ironisch genoeg begon de zon precies te schijnen toen de intelligente lockdown van start ging. Maandenlang alleen maar regen, en ‘du moment’ dat we binnen moeten blijven, komt die warme goudgele troela achter de wolken vandaan. En daar kunnen Nederlanders niet mee omgaan. Bij de eerste zonnestraal stoppen we onze ongemanicuurde witte voeten in donkerblauwe badslippers. Gecombineerd met het hemdje en korte broekje van de camping van vorig jaar, strakgetrokken over de kerstkilo’s die er her en der nog onderuit flubberen. Als de zon schijnt kan Nederland zich niet bedwingen.

En we doen nog meer raars onder invloed van lentekriebels. Nu we ook nog eens zoveel mogelijk ‘rundum hause’ blijven, krijgen we massaal nesteldrang. Huis en tuin mòèten aan kant. Nu. Mensen maken inmiddels een uitje van het wegkieperen van hun overbodige spullen. En dus staan we in de rij voor de stort alsof het de Efteling is, bewapend met thermoskannen koffie en een klapstoeltje. Gezellig.

Uiteraard ben ik ook een enorme Hollander en ontkom dus ook niet aan de invloed van de onverwachte blootstelling aan Vitamine D. Bij mij uiten de lentekriebels zich in de behoefte aan fleurige plantjes in ons achtertuintje. Gehuld in fashionable panterprint-tuinhandschoenen trok ik de troosteloze overblijfselen van afgelopen zomer uit de potten om ze klaar te maken voor nieuw groen. Fanatiek hakte ik met mijn ijzeren schepje door de droge grond waar vorig jaar nog weelderige bladerplanten stonden. Geen idee wat voor bladerplanten, en trouwens ook geen idee of het nut had wat ik deed, maar hee, ik had een Project en was lekker bezig. En toen gebeurde het…

Plotseling zag ik kleine paars-groene puntjes boven de grond uitsteken. Mijn eerste gedachte was; Heb ik bollen geplant? Maar ik heb in mijn hele leven nog nooit een bol geplant, dus dat kon ik me niet voorstellen. Heel even dacht ik dat manlief als verrassing iets plantaardigs in de grond had gestopt, maar dat kon ik me bij nader inzien nog minder voorstellen. Hij is namelijk de allerleukste en liefste, maar zo romantisch als de gemiddelde stekkerdoos.

Kortom, ik heb ‘Operatie Nieuwe Plantjes’ stopgezet en ben nu in de ban van de bolletjes. Een waar mysterie ontrafelt zich in onze achtertuin. Ik voel me een beetje in verwachting, maar dan zonder de ongemakken. Wat zal het worden? Blauw of roze? Krokussen of hyacinten? Maar die vliegen toch niet spontaan die potten in? Misschien borrelt er al een jaar iets in die pot en steekt het nu zijn kopje op. Elke dag neem ik nieuwsgierig een kijkje bij de geheimzinnige puntjes. En elke dag steken ze een klein stukje verder boven de grond uit. Af en toe geef ik ze zelfs water en fantaseer over het moois dat we straks te zien krijgen. In mijn hoofd hebben ze alle kleuren en vormen al gehad. Het is vast een nog onontdekte plantensoort. Het kan allemaal in Arkel. Ik praat er nog net niet tegen, maar dat duurt niet lang meer.

Week 4 in lockdown… Tja…